In Oostenrijk is de agentuurrichtlijn geïmplementeerd in het Handelsvertretergesetz (HvertG). Artikel 24 bepaalt o.a.:

§ 24. (1) Nach Beendigung des Vertragsverhältnisses gebührt dem Handelsvertreter ein angemessener Ausgleichsanspruch, wenn und soweit

1. Er dem Unternehmer neue Kunden zugeführt oder bereits bestehende Geschäftsverbindungen wesentlich erweitert hat,

2. zu erwarten ist, daß der Unternehmer oder dessen Rechtsnachfolger aus diesen Geschäftsverbindungen auch noch nach Auflösung des Vertragsverhältnisses erhebliche Vorteile ziehen kann, und

3. die Zahlung eines Ausgleichs unter Berücksichtigung aller Umstände, insbesondere der dem Handelsvertreter aus Geschäften mit den betreffenden Kunden entgehenden Provisionen, der Billigkeit entspricht.

(…)

(4) Der Ausgleichsanspruch beträgt mangels einer für den Handelsvertreter günstigeren Vereinbarung höchstens eine Jahresvergütung, die aus dem Durchschnitt der letzten fünf Jahre errechnet wird. Hat das Vertragsverhältnis weniger als fünf Jahre gedauert, so ist der Durchschnitt der gesamten Vertragsdauer maßgeblich.

De regeling gelijkt qua formulering zeer op de Nederlandse, zij het dat de formulering ‘angemessener Ausgleichsanspruch’ (in het Nederlands zou ik dat vertalen als ‘naar omstandigheden passende vergoeding’ in de nederlandse regeling niet – naast het criterium van de billijke vergoeding (‘der billigkeit entspicht’) voorkomt.  Het is overigens niet aannemelijk dat daarmee een dubbele ‘redelijkheidstoets’ wordt geïntroduceerd.

In de rechtspraak zijn criteria ontwikkeld aan de hand waarvan de goodwillvergoeding of ‘Auslgleichsanspruch’ wordt berekend. hierbij dient de kanttekening te worden gemaakt dat het Oberste Gerichtshof  heeft bepaald dat ieder geval op zijn eigen merites en bijzonderheden dient te worden beoordeeld en dat er bij de berekening van de ‘goodwillvergoeding’ in beginsel geen ruimte is voor toepassing van vaste formules en algemene (voor ieder geval toepasbare) rekenmethoden.  Het OGH bepaalt in zijn uitspraak d.d. 9 augustus 2006 (40b65/06x) o.a. het volgende.

“Vorauszuschicken ist weiters, dass die Bestimmung der Höhe der nach Billigkeit gebührenden Ausgleichszahlung (§ 24 Abs 1 Z 3 HVertrG) sehr schwierig ist und sich notwendigerweise an den Besonderheiten des Einzelfalls auszurichten hat. Für pauschale Berechnungsweisen oder die Ermittlung der Höhe des Anspruchs nach festen Formeln ist grundsätzlich kein Raum.”

Klik hier voor de volledige uitspraak.

Bij de berekening van de goodwill vergoeding kunnen met inachtneming van bovenstaande algemene regel de navolgende aanknopingspunten worden gevonden. Bij de kwalificatie van het ‘voordeel van de principaal’ en de verdere invulling van de vraag of de vergoeding alle omstandigheden in ogenschouw nemende billijk is wordt een prognose gemaakt voor de toekomst. Hierbij wordt de voor het aanbrengen van nieuwe klanten en het vergroten van de bestaande klantenkring genoten provisie gedurende de laatste twaalf maanden voorafgaande aan de beëindiging van de agentuurovereenkomst tot uitgangspunt genomen (‘Bemessungsgrundlage’). Van dat bedrag dienen in aftrek te worden genomen genoten vergoedingen die te maken hebben met

[itemlist]

  • (louter) administratieve werkzaamheden (‘Verwaltende Tätigkeiten’),
  • ontvangen provisie waarvan aannemelijk is dat hiermee in de toekomst geen klantenrelatie zal bestaan (‘keine Mehrfachkunden’),
  • omzetvermindering door vertrekkende klanten (‘Abwanderung’).

[/itemlist]

Vervolgens is het bedrag dat middels deze exercitie overblijft te corrigeren met het rentevoordeel dat ontstaat door betaling ineens aan de agent (‘Barwert Abzinzung’) en vervolgens te extrapoleren naar de relevante toekomstige periode, waarin kan worden aangenomen dat de principaal het voordeel ook zal genieten (Prognosezeitraum). De lengte van deze periode, over het  algemeen liggende tussen drie en vijf jaren. bij de beoordeling hoe lang deze referentieperiode zal zijn spelen vooral een rol de omstandigheid met welke regelmaat de agent met de klanten waarmee door de principaal blijvend voordeel wordt genoten omzet werd behaald voor de beëindiging van de agentuurrelatie.

Tot slot dient te worden beoordeeld of de vergoeding de omstandigheden van het speciefieke geval aanmerking nemende billijk is en of deze wel of niet het maximumbedrag van de vergoeding (beloning van één jaar / ‘Jahresvergüting’, art. 24 lid 4 HvertG) overschrijdt. Indien de uitkomst van de exercitie lager is dan het maximumbedrag heeft het lagere bedrag te gelden, is de uitkomst hoger dan wordt deze gemaximeerd tot het bedrag van de vergoeding van één jaar ofwel de ‘Jahresvergütung’.