De pré contractuele goede trouw gaat over de rechtsbetrekking tussen partijen zodra zij met elkaar onderhandelen. De Hoge Raad heeft voor dit leerstuk jurisprudentie ontwikkeld, beginnende met het bekendste arrest PLAS/VALBURG, maar eveneens in latere arresten, zoals VSH/SHELL. Feitelijk komt het erop neer dat partijen die met elkaar onderhandelen zich bevinden in een door de goede trouw beheerste rechtsverhouding onder andere inhoudende dat zij zich in dat proces dienen te gedragen met inachtneming van de gerechtvaardigde belangen van de ander. Hierbij kunnen drie verschillende fases worden onderscheiden. Ten eerste de fase waarin partijen verkennende gesprekken voeren en nog vrijelijk en zonder vergoedingsplicht de onderhandelingen kunnen afbreken. De tweede fase waarin partijen dusdanig ver zijn gevorderd in de onderhandeling dat de opzeggende partij de door de andere partij in dat kader gemaakte kosten dient te vergoeden. Vervolgens de derde fase waarin de opgezegde partij er feitelijk al op mocht rekenen dat enigerlei overeenkomst tussen partijen tot stand zou komen. in deze fase kan eveneens plaats zijn voor toekenning van de gederfde winst. Overigens heeft de Hoge Raad in de laatste jaren het signaal afgegeven dat bij de vaststelling van aansprakelijkheid in onderhandelingstrajecten terughoudendheid dient te worde betracht (arrest CBB/JPO). Een van de redenen daarvoor betreft het beginsel van contractsvrijheid, waarin ook besloten ligt dat een partij in beginsel de vrije keuze heeft (toch) geen contract met een andere partij aan te gaan.
In Oostenrijk wordt aansprakelijkheid op grond van het afbreken van onderhandelingen niet snel aangenomen (zie o.a. de navolgende rechtspraak OGH 21 april 2010). Als uitgangspunt geldt dat zolang de onderhandelingen duren het partijen als regel vrij staat om van een contract af te zien (voor rechtspraak zie bijv. OGH 27 november 1963 en OGH 11 september 1979) . Uit de rechtspraak wordt ontnomen dat aansprakelijkheid wel kan ontstaan indien de opzeggende partij de onderhandelingen op het laatste moment zonder (objectiveerbare) redenen afbreekt (‘grundloses Abstehen’). Voor aansprakelijkheid geldt wel het vereiste dat de opzeggende partij bij de teleurgestelde partij de indruk heeft gewekt dat een contract met zekerheid tot stand zou komen (het afsluiten van het contract is slechts nog een formaliteit). Relevante omstandigheden die hier een rol spelen zijn bijvoorbeeld als de teleurgestelde partij in dat opgewekte vertouwen al met andere partijen contracten is gaan uitvoeren of kosten maakt (op basis van het nog niet geformaliseerde contract).