Het komt regelmatig voor dat mij een Europees betalingsbevel wordt voorgelegd met de vraag wat nu?

In sommige gevallen hebben partijen zelf dan al tijdig binnen de 30-daags termijn een verweer of “Einspruch” ingediend, al dan niet volgens het daarvoor bestemde en met het EBB mee-betekende F-Formulier. Indien verweer is gevoerd en de eisende partij, ondanks het verweer aangeeft de zaak door te willen zetten, wordt de zaak door de centraal aangewezen EBB rechter (in Nederland is dat de Rechtbank Den Haag , in Oostenrijk het Bezirksgericht für Handelssachen Wien verwezen naar de relatief bevoegde rechter om de zaak inhoudelijk te behandelen.

Mij werd laatst evenwel een Oostenrijks vonnis toegezonden met het verzoek om te adviseren of daar nog wat aan te doen viel. Het betrof juist de inhoudelijke vervolgprocedure nadat tegen de EBB verweer was gevoerd. De gedaagde door de bodem rechter opgeroepen om te verschijnen en zijn verweer te substantiëren was niet verschenen en zodoende was de vordering op grondslag van de eis integraal toegewezen. Wat nu, het betrof (naar Oostenrijks recht) wel een verstekvonnis, maar omdat in een eerder stadium in het kader van de EBB-procedure al verweer “Einspruch” was gevoerd, stond geen verzet (Widerspruch) meer open. In zo´n geval staat tegen het (verstek)vonnis alleen hoger beroep ten dienste op grond van het bepaalde in art. 442a ZPO (Oostenrijkse WvBR).

Bij het rechtsmiddel van hoger beroep in Oostenrijk geldt dat anders dan in Nederland de zaak niet integraal wordt overgedaan. Bij het hoger beroep in Oostenrijk geldt het beginsel van het zg.  Neuerungsverbot, dat inhoudt dat in hoger beroep behoudens uitzonderingen in beginsel geen nieuwe feiten of omstandigheden c.q. juridische standpunten kunnen worden ingenomen, anders dan in eerste aanleg. Indien dus in eerste aanleg vrijwel geen materieel verweer is gevoerd, is de slagingskant in hoger beroep dan ook gering te noemen.

https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0025921&artikel=6&z=2017-09-01&g=2017-09-01

 

In Nederland geldt een zelfde regeling. Artikel 6 Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure bepaalt dat indien in het kader van de EBB procedure verweer is gevoerd, vervolgens en ongeacht of de verweerder in de voortgezette procedure verschijnt en of hij het griffiegeld tijdig heeft voldaan een vonnis in de voortgezette procedure geldt als een vonnis op tegenspraak en staat enkel hoger beroep open. Hier geldt dat in het Nederlandse de omvang van het hoger beroep is beperkt tot de gronden en de vorderingen zoals geformuleerd in de memorie van grieven (devolutieve werking van het hoger beroep), de rechter in hoger beroep heeft beperkte mogelijkheid de omvang het hoger beroep mede te bepalen. Evenwel dient de rechter binnen de grenzen van het beroep zelfstandig en opnieuw te beslissen. Daarbij geldt dat het hoger beroep niet alleen dient tot herstel van fouten van de rechter in eerste aanleg, maar ook dient tot rectificatie van eigen verzuim en tot aanvulling van het geen in eerste aanleg in de procedure is voorgebracht c.q. juist niet. In zoverre is het hoger beroep in Nederland eerder te beoordelen als voorwaardige tweede kans om het gelijk te halen dan die in Oostenrijk omdat de gronden van het hoger beroep beperkter zijn (bijv. de verkeerde lezing van feiten, onjuiste juridische beoordeling e.d. in eerste aanleg).

Kortom indien u een Europees Betalingsbevel ontvangt, dan is het verstandig indien u verweer wenst te voeren, goed in de gaten te houden dat u dan ook dient te verschijnen in de bodem procedure omdat dit anders (kosten)verhogende negatieve consequenties kan hebben.