Het komt regelmatig voor dat Nederlandse (bouw)bedrijven die diensten in Oostenrijk aanbieden worden geconfronteerd met geldboetes. Dat houdt dan verband met het feit dat men zich onvoldoende bewust is dat voor het (mogen) verrichten van diensten in Oostenrijk de nodige eisen gelden.

Dat dit wordt onderschat is ook wel begrijpelijk omdat we immers binnen de EU kennen het vrij verkeer van (goederen en) diensten (zie o.a. art. 56 EU-Werkingsverdrag) als uitgangspunt kennen.

Het voorgaande betekent dat EU-lidstaten hun interne markt in beginsel niet ten nadele van andere lidstaten mogen beschermen. In beginsel, omdat binnen Europa gerespecteerd wordt dat onder bepaalde omstandigheden met name op grond van de volksgezondheid of maatschappelijke veiligheid of voor bepaalde diensten (bijvoorbeeld het aanbieden en installeren van alarminstallaties, de verwerking van giftige stoffen of vuurwerk e.d.) nadere eisen mogen worden gesteld voordat de betreffende dienst in een andere lidstaat mag worden uitgeoefend.

Aldus kan het zijn dat de ontvangende lidstaat extra (zij het objectief gerechtvaardigde) (kwalificatie)eisen mag stellen voordat de dienstverlener daar mag werken of zijn diensten mag aanbieden.

In dat kader kennen Oostenrijk (en ook Duitsland) regels die in Nederland minder gangbaar zijn terzake de bevoegdheid om bepaalde economische activiteiten (Gewerbe) uit te mogen oefenen. In de Gewerbeordnung wordt geregeld aan welke voorwaarden, waaronder bijvoorbeeld die van voorafgaande registratie, een onderneming dient te voldoen voordat deze het beroep c.q. de dienst op structurele basis in Oostenrijk aan derden mag aanbieden en aan het economische verkeer mag deelnemen.

Doen van aangifte tot verrichten dienstverlening / GewerbeOrdnung

Art. 373a GewO. bepaalt toegesneden op de besproken situatie dat een in Nederland gevestigde dienstverlener die in Oostenrijk tijdelijk en op incidentele basis diensten wil verrichten, dat in beginsel op gelijke wijze als een zelfde in Oostenrijk gevestigde dienstverlener, mag doen. Hierbij hoeft een diploma of bewijs van kundigheid als vereiste in beginsel niet te worden aangetoond, en wel indien:

  1. De dienst in Nederland is gereglementeerd of daarvoor een gereglementeerde opleiding geldt, of
  2. Indien het beroep of de opleiding weliswaar niet gereglementeerd is als boven omschreven, maar de Nederlandse dienstverlener het beroep c.q. de dienst in de afgelopen 10 jaren tenminste één jaar heeft uitgeoefend (vergelijk ook art. 5 richtlijn 2005/36/EG van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties).

Voordat de Nederlandse onderneming zijn diensten voor het eerst aanbiedt in Oostenrijk dient hij daarvan wel melding te doen bij het Bundesministerium für Digitalisierung und Wirtschaftsstandort via het elektronische formulier op de site.

De verkregen toestemming geldt voor de duur van één jaar. Daarna is deze te vernieuwen via een ander formulier.

Op het niet doen van de aanmelding staan geldboetes (§ 366 e.v. GewO).

  1. Doen van aangifte uitzending personeel / Lohn- und Sozialdumping-Bekämpfungsgesetz

 Zodra de onderneming personeel uitzendt naar Oostenrijk om daar de dienst ten (doen) verrichten, dient dit eveneens en wel voorafgaande aan de uitzending van het personeel te worden gemeld bij de Zentrale Koordinationsstelle des Bundesministeriums für Finanzen (ZKO).  Dit is geregeld in het zg. “Lohn- und Sozialdumping-Bekämpfungsgesetz” (o.a. §19 LSBG). Deze wet ziet er feitelijk op toe dat geen personeel wordt ingezet onder het – let op: Oostenrijkse – minimumloon en dat deze behoorlijk sociaal verzekerd zijn, dit o.a. om onrechtmatige concurrentie tegen te gaan en er voor te waken dat de ingezette buitenlandse werknemers (net als de Oostenrijkse werknemers) volgens de minimale wettelijke vereisten worden behandeld. De melding geschiedt via het bijgaande elektronische fomulier.

Daarnaast dienen de werknemers indien zij in Oostenrijk op locatie aan het werk zijn verscheidene bescheiden in de Duitse taal in bezit te hebben (§ 21 en § 22 Lohn- und Sozialdumping-Bekämpfungsgesetz):

  • Bescheiden waaruit blijkt dat de werknemer sociaal verzekerd is (E 101 of A 1 formulier) of bescheiden waaruit blijkt dat een dergelijke aanvraag tot afgifte van het formuler is gedaan en de bevestiging van de sociale verkzekeringsinstantie dat de betreffende werknemer gedurende de gehele duur dat deze is uitgezonden in Nederland sociaal verzekerd was/is;
  • Een afschrift van de elektronische melding (als boven besproken);
  • Voorzover de (door de werknemer te verrichten) werkzaamheden vergunningsplichtig zijn, de vergunning;
  • Arbeitsvertrag (arbeidscontract mag ook in het Engels);
  • Lohnzettel (salarisspecificaties);
  • Lohnzahlungsnachweise of banküberweisungsbelegen (bewijs van betaling van loon / of bankafschriften waaruit de loonbetaling blijkt);
  • Arbeitszeitaufzeichnungen (notities / lijsten betreffende de gewerkte uren):

Op het niet voldoen aan de eisen van deze wet staan o.a geldboetes (§ 25 e.v. LSDBG), terwijl de bestuurders van de uitzendende onderneminingen daarvoor persoonlijk worden aangesproken. U dient er dus voor te waken dat de melding goed gedaan wordt.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met ons kantoor.

Tevens kunnen wij u adviseren over of behulpzaam zijn bij eventuele meldingen die verricht dienen te worden en u daarbij van dienst zijn.

Tevens wordt voor nadere informatie verwezen naar de volgende site