Per 1 januari 2017 is de verordening betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen (in Oostenrijk tot EU-Kontenpfändungsverordnung 2017 afgekort) in werking getreden (Verordening (EU) nr. 655/2014 van 15 mei 2014).

Vanuit Europees rechtelijk perspectief is nieuw dat met inwerkingtreding van deze verordening de uitvoering van executie- of bewarende maatregelen niet meer is beperkt tot het exclusieve bevoegdheidsdomein van de lidstaat waar de executie plaatsvindt. Een rechterlijke instantie in één lidstaat kan nu een bevel verstrekken dat ziet op directe tenuitvoerlegging (in dit geval beslag) in één of  meerdere lidstaten tegelijk.

Tot nu werd op Europees niveau geregeld dat het product van rechtspleging, zoals vonnissen of authentieke aktes etc. in de verschillende lidstaten op grond van het uitgangspunt van wederzijds vertrouwen in elkaars rechtsstelsels zonder nader onderzoek dienden te worden erkend en tenuitvoergelegd. Verwezen wordt kortheidshalve naar de Brussel Ibis-Verordening, Europese executoriale titel of EET-Verordening, Europese procedure voor geringe geldvorderingen EGV-Verordening, Europese betalingsbevel of EBB-verordening.

De tenuitvoerlegging van titels en vonnissen geschiedde evenwel tot voor kort uitsluitend door de lidstaat (waar ten uitvoer moest worden gelegd) zelf. Dat is nu dus wel anders. Waarop ziet de verordening?

De regeling heeft ten doel een uniforme Europese procedure voor conservatoir beslag op bankrekeningen tot stand te brengen, waarbij de mogelijkheid om gebruik te maken van lidstaat eigen procedures om gelijksoortige conservatoire maatregelen tot stand te brengen onverlet wordt gelaten.

De verordening maakt het mogelijk dat een schuldeiser een Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen kan verkrijgen, zodat banktegoeden worden geblokkeerd en daardoor (zoveel mogelijk) wordt voorkomen dat de schuldenaar gelden aan verhaal onttrekt, bijvoorbeeld door deze relatief eenvoudig en snel naar een bankrekening elders over te maken.

De procedure tot het verkrijgen van het bevel is eenzijdig, schriftelijk en vindt plaats op basis van de inhoud van het verzoek van de schuldeiser en diens voorgedragen bewijsmiddelen. De schuldenaar wordt van het verzoek niet in kennis gesteld noch gehoord voordat het bevel wordt uitgevaardigd (Ex Parte bevel). Het verassingselement in het kader van de bewarende maatregel is leidend.

De verordening is van toepassing in grensoverschrijdend verband en ziet uitsluitend op (de inning van) geldvorderingen in burgerlijke en handelszaken. Een zaak is grensoverschrijdend indien de bankrekening(en) waarop het bevel tot conservatoir beslag betrekking heeft word(t)(en) aangehouden in een andere lidstaat dan:

a) de lidstaat van het gerecht waarbij het verzoek om het bevel tot conservatoir beslag is ingediend,
of
b) de lidstaat waar de schuldeiser zijn woonplaats heeft.

In de verordening wordt onderscheid gemaakt tussen een tweetal fasen:

i. De fase waarin nog geen rechterlijke uitspraak of daarmee gelijk te stellen titel is verkregen, en
ii. de fase waarin reeds een rechterlijke uitspraak of daarmee gelijk te stellen titel is verkregen.

In beide gevallen (i. en ii.) kan een bevel tot conservatoir beslag worden verkregen. Met name in de situatie van i. zijn er de nodige extra vereisten die aan de inhoud van het verzoek en het vervolg van de procedure worden gesteld.

Het verzoek en overigens alle overige standaard communicatie in de procedure geschiedt met formulieren. Het verzoek kan dus ook alleen per formulier worden ingediend en het bevel tot conservatoir beslag, als bijvoorbeeld ook de verklaring van de bank (als derde beslagene) wordt ook met behulp van een standaard formulier uitgevaardigd of verstrekt.

Het gerecht vaardigt het bevel tot conservatoir beslag uit indien de schuldeiser voldoende bewijsmateriaal heeft verstrekt om het gerecht ervan te overtuigen dat er, gezien het reële risico dat, zonder een dergelijke maatregel, de latere inning van de vordering van de schuldeiser jegens de schuldenaar onmogelijk wordt gemaakt of wordt bemoeilijkt, dringend behoefte bestaat aan het betreffende beslag.

Als door de schuldeiser nog geen rechterlijke uitspraak of daarmee gelijk te stellen titel is verkregen op grond waarvan de schuldenaar de vordering moet voldoen, verplicht de verordening de schuldeiser daarnaast om het gerecht voldoende bewijsmateriaal te verstrekken om deze ervan te overtuigen dat zijn vordering tegen de schuldenaar waarschijnlijk gegrond wordt verklaard.

Bovenstaande vereisten zijn ontsproten uit de wens om de positie van de nietsvermoedende schuldenaar te versterken en misbruik zoveel mogelijk te voorkomen. Vanuit de gedachte van een marginale toetsing zoals bijvoorbeeld in de Nederlandse rechtspraktijk de gewoonte, lijken de te stellen eisen soms wat omslachtig en onduidelijk. Want wat heb je nodig om het gerecht ervan te overtuigen dat de vordering waarschijnlijk gegrond wordt verklaard en vooral hoe heeft dit vereiste zijn weerslag in de verschillende rechtsstelsels van de lidstaten?

De inhoudelijke vereisten die aan het verzoek worden gesteld zijn in de verordening expliciet omschreven, waarbij het belangrijkste aspect de onderbouwing door de schuldeiser van diens geldvordering betreft, zowel in het geval van de situaties genoemd onder i. en ii. Verder dient het verzoek informatie te bevatten of de schuldeiser reeds een procedure aanhangig heeft gemaakt of niet, dient het bedrag waarvoor het bevel wordt verzocht daarin te zijn opgenomen, als ook bijvoorbeeld gegevens aan de hand waarvan de bank(en) waar de schuldenaar rekeningen aanhoudt kan/kunnen worden vastgesteld, zoals bijvoorbeeld informatie over bij de schuldeiser reeds bekende bankrekeningen. Tevens dient de schuldeiser in het verzoek kenbaar te maken of reeds een gelijkwaardige nationaal (conservatoir) bevel werd verzocht of verkregen.

Het gerecht besluit op basis van het ingediende formulier en de daarbij gevoegde bewijsmiddelen, zonder dat een mondelinge behandeling plaatsvindt. Indien informatie ontbreekt, kan de schuldeiser worden verzocht om aanvulling. Wordt een bevel tot conservatoir beslag verleend in een situatie waarin nog geen rechterlijke uitspraak of daarmee gelijk te stellen titel is verkregen, dan wordt het bevel enkel verleend onder oplegging van de verplichting aan de schuldeiser om een gerechtelijke (bodem)procedure aanhangig te maken en het gerecht dat het bevel heeft verleend daarover te informeren. De schuldeiser dient dit te doen of binnen 30 dagen nadat het verzoek werd ingediend of voor het geval dat tijdstip later ligt, binnen veertien dagen na de datum waarop het bevel is uitgevaardigd. Als deze kennisgeving niet tijdig plaatsvindt vervalt het bevel tot conservatoir beslag.

Nu de verordening bewarende grensoverschrijdende maatregelen toestaat, waarbij de schuldenaar tot dat het beslag werd geeffectueerd, niet in kennis wordt gesteld, heeft de Europese wetgever het gevaar dat hieraan gewild of ongewild voor de debiteur schadelijke gevolgen verbonden kunnen zijn, onderkend. Hierdoor zijn er instrumenten gebruikt om de positie van de schuldenaar de verbeteren.

Niet alleen regelt de verordening uitdrukkelijk dat de schuldeiser schadeplichtig is indien hem kan worden toegerekend dat de schuldenaar ten gevolge van de uitvoering van een bevel schade lijdt. Er worden ook expliciet situaties genoemd waarin de bewijslast ten voordele van de schuldenaar wordt omgedraaid. Bijvoorbeeld in het geval dat de schuldeiser te laat een bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt, althans het gerecht dat het bevel tot conservatoir beslag gaf, niet of hiervan te laat heeft verwittigt.

Een andere situatie betreft het geval wanneer het beslag effectief is geweest, maar de tegoeden die door het beslag worden geblokkeerd, het bedrag waarvoor beslag werd toegestaan ruimschoots overtreffen. In dit geval dient de schuldeiser het uitvoeringsorgaan in de lidstaat waar het beslag werd geeffectueerd binnen drie dagen – uiterst krappe termijn – te verwittigen, dat het bedrag waarop teveel beslag werd gelegd, aan de debiteur dient te worden vrijgegeven.

Daarnaast regelt de Verordening dat de schuldeiser indien hij een verzoek tot een bevel tot conservatoir beslag wenst te verkrijgen in beginsel zekerheid dient te stellen.

In het geval dat nog geen rechterlijke uitspraak of daarmee gelijk te stellen titel is verkregen dan zal het gerecht voorafgaande aan het te verstrekken van bevel tot conservatoir beslag in de regel verlangen dat de schuldeiser zekerheid verstrekt. Is er reeds een rechterlijke uitspraak of daarmee gelijk te stellen titel verkregen, dan kan het gerecht een zekerheid verlangen. Het gerecht stelt het bedrag van de zekerheid vast en zal zich bij de vaststelling daarvan ook richten naar het bedrag waarop verzocht wordt beslag te leggen. Met wat voor bedragen schuldeisers rekening moeten houden zal de praktijk moeten leren.

Aangezien dit artikel beoogt een overzicht te verschaffen zal op nog drie wezenlijke aspecten van de procedure worden ingegaan. Dit betreffen achter elkaar nog de mogelijkheid tot het a) verkrijgen van rekeninginformatie, b) de vraag wat er gebeurt nadat een bevel tot conservatoir beslag werd verkregen en c) welke rechtsmiddelen de partijen ten dienste staan.

a) verkrijgen van rekeninginformatie:
Een voor zowel de rechtspraktijk in Nederland als in Oostenrijk volkomen nieuw fenomeen is de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden informatie van de bank te verkrijgen of en welke rekeningen de debiteur bij een geldinstituut aanhoudt. Dit recht is niet gedacht om `fishing expeditions´ te faciliteren, maar de regeling lijkt ruimte te bieden voor een informatie verzoek dat zich betrekt op meerdere banken tegelijk. De schuldeiser zal evenwel in zijn verzoek dienen te onderbouwen waarom hij meent / denkt dat de schuldenaar in een bepaalde lidstaat (een) bankrekening(en) aanhoudt.

Als onderbouwing kan gedacht worden aan omstandigheden als dat de schuldenaar in een andere lidstaat werkt of in een andere lidstaat bijvoorbeeld een vakantiehuis of een bedrijf heeft.

Indien de schuldeiser reeds een gerechtelijke of daarmee gelijk te stellen titel verkreeg en de onderbouwing is voldoende solide, dan zal zo´n verzoek in de regel kunnen worden toegewezen.
Anders wordt het indien de schuldeiser nog geen gerechtelijke of daarmee gelijk te stellen titel heeft, want dan zal hij tevens dienen aan te tonen dat het bedrag dat hij vreest mis te lopen (als geen informatie wordt verkregen en dientengevolge geen beslag wordt gelegd) in de gegeven omstandigheden `aanzienlijk´ is. Kennelijk wordt hier beoogd een zekere proportionaliteitmaatstaf in de belangenafweging in te passen, maar hoe rechters dit vereiste in de praktijk invullen is onduidelijk.

Daarnaast wordt van de schuldeiser verwacht dat hij de rechter met `voldoende bewijsmateriaal´ overtuigt dat indien de informatie niet snel wordt verstrekt dit het verhaal zal bemoeilijken of en uiteindelijk een verslechtering van de financiële positie van de schuldeiser ten gevolge kan hebben. Deze voorwaarde is ook problematisch te noemen, omdat hier kennelijk van de schuldeiser niet wordt verwacht een omstandigheid te stellen, maar verwacht wordt dat deze een financiële prognose afgeeft over diens mogelijk benard wordende financiële positie als er niet snel iets gebeurt.

Ik kan mij voorstellen dat menig cliënt er niet op zit te wachten een negatieve financiële prognose over zichzelf of zijn onderneming af te geven in het kader van een procedure waarin juist een geldvordering op de ander getracht wordt te innen. Ook hier is het afwachten hoe dit criterium door de verscheidene rechters wordt gehandhaafd (art. 14 Verordening).

In Nederland is de deurwaarder aangewezen om een bevel tot verkrijgeng van informatie met de bank(en) af te handelen. Hier is dus voorzien in een regeling dat de informatie direct door het bankinstituut wordt verstrekt.

In Oostenrijk heeft men voor een dergelijke directe informatieverstrekking niet gekozen, maar voor een modus operandi waarbij de schuldenaar door het Bezirksgericht van zijn woonplaats (of als rest rechter het BG Innere Stadt Wien) wordt opgeroepen om een verklaring af te geven of en zo ja, bij welke banken hij bankrekeningen aanhoudt c.q. tegoeden heeft. Vervolgens wordt de schuldenaar bij bevel opgelegd over zijn tegoeden niet te zullen beschikken en bijv. automatische incasso´s te zullen beëindigen voor zover dit het beslag zou betreffen. De gerechtvaardigde vraag doet zich hier wel voor of deze regeling voldoende waarborgt dat de schuldenaar niet wordt verwittigd van een ophanden beslag. Ik denk het niet en het is de vraag of deze regeling misbruik niet in de hand werkt, nu slechts een boete van € 5.000,00 dreigt indien de schuldenaar zich aan de hier geschetste (informatie)verplichting niet houdt (§ 424 EO). Ik ben benieuwd wat er gebeurt in gevallen van notoire wanbetalers. Ik zou menen, dat de kans groot is dat voor partijen die niet willen meewerken, de verlokking aanwezig zal zijn, de rechter op de mouw te spelden dat geen bankrekening in Oostenrijk voorhanden is om vervolgens en direct na hun ontmoeting met de rechter naar de bank te lopen om hun tegoeden naar elders over te maken. De boetedreiging van € 5.000,00 daarbij op de koop toenemende, als het voordeel daarbij voldoende opweegt. We zullen zien.

b) wat gebeurt er nadat een bevel tot conservatoir beslag verkregen werd:
Ik zal de procedure uitleggen aan de hand van een voorbeeld. In Nederland wordt een Europees bevel tot conservatoir beslag afgegeven. Dit gebeurt dan door de voorzieningenrechter. Deze rechter stuurt het bevel (alles in de vorm van een vast formulier) vervolgens (vertaald) door aan het uitvoeringsorgaan, dat zal in de regel zijn het Bezirksgericht Inner Stadt Wien, die vervolgens het bevel (middels een Gerichtsvollzieher) aan de betreffende Bank zal doen betekenen. Deze betekening houdt het verzoek in aan de bank kenbaar te maken c.q. administratief te onderzoeken of de schuldenaar een rekening aanhoudt bij de bank en/of de schuldenaar uit die rechtsverhouding een vordering heeft op de bank. Tevens houdt het bevel in dat de bank de gelden onder zich houdt en dient te houden. Een blokkering van de rekening is dus dan het gevolg. De bank dient vervolgens aan het uitvoerende orgaan, in ons geval het BG Innere Stadt Wien een derden verklaring (zgn. Drittschuldner Erklärung) af te geven hetwelk wordt doorgestuurd aan de voorzieningenrechter in Nederland en de schuldeiser. Als het conservatoire beslag bij de bank gelegd is (`verassingseffect´) dan wordt de schuldenaar van het beslag op de hoogte gesteld en hem het bevel, het verzoek, de bewijsmiddelen en de derdenverklaring van de bank verstrekt.
Indien het beslag kleeft, dient, en dit is per lidstaat verschillend, rekening te worden gehouden met het vrij te laten bedrag (beslagvrije voet).

Uitgangspunt van de Verordening is een snelle rechtsgang, dus de termijnen die voor het afgeven van een bevel en het uitvoeren daarvan staan zijn (in beginsel) kort.

Naar Nederlands rechtelijk perspectief gaat een Europees bevel tot conservatoir beslag over in een executoriaal beslag zodra een executoriale titel is verkregen (art. 704 Rv). In Oostenrijk gaat het Europese conservatoire beslag over in een pandrecht nadat een executoriale titel in de bodem is verkregen (§ 423 EO). In beide gevallen zal de titel dan wel eerst aan de bank en schuldenaar dienen te zijn betekend.

In Duitsland zo begrijp ik geldt dat een arrest afgegeven in het kader van een Einstweilige Verfügung (naar Duits recht dus) direct een pandrecht oplevert op de tegoeden van de schuldenaar onder de derdenbeslagene. In gevallen waarin faillissement dreigt kan forum-shopping (voor zover mogelijk) dan zinvol zijn, omdat een pandrecht in zo´n geval meer bescherming biedt.

c) de rechtsmiddelen:
De schuldenaar en de schuldeiser staan de nodige rechtsmiddelen ten dienste.
De schuldeiser kan in beroep komen tegen de weigering tot afgifte van een Europees bevel tot conservatoir beslag en wel binnen dertig dagen nadat de beslissing ter kennis van de schuldeiser is gebracht (art. 21 Verordening).

De schuldenaar kan op bepaalde in de verordening genoemde gronden in beroep gaan tegen het Europees bevel tot conservatoir beslag in de lidstaat van het gerecht dat het bevel uitvaardigde (art. 33 Verordening). Een te noemen grond is bijvoorbeeld de omstandigheid dat niet aan de voorwaarden voor uitvaardiging van een Europees bevel tot conservatoir beslag is voldaan of het geval dat de schuldeiser niet of niet tijdig genoeg gelden heeft (doen) vrijgeven omdat sprake is van overbeslag.

Daarnaast staan de schuldenaar rechtsmiddelen ten dienste die zien op de tenuitvoerlegging van het bevel op limitatief aan te voeren gronden (zie art. 34 Verordening), bijvoorbeeld omdat ten onrechte geen rekening werd gehouden met het vrij te laten bedrag of bijvoorbeeld de tenuitvoerlegging van de titel die als grondslag voor het beslag geldt, ondertussen werd geweigerd.

Daarnaast biedt de Verordening zowel schuldeiser als schuldenaar de mogelijkheid om op basis van veranderde omstandigheden het gerecht dat het Europees bevel tot conservatoir beslag uitvaardigde te vragen het bevel te wijzigen of in te trekken en ook bijvoorbeeld gezamenlijk in het kader van een schikking de uitvaardigende c.q. ten uitvoer leggende gerechten te verzoeken de tenuitvoerlegging te beperken of te wijzigen (zie art. 35 Verordening).

De verordening knoopt aan bij de nationale procesrechtelijke regelingen van de lidstaten waar of het bevel wordt gegeven of ten uitvoer wordt gelegd. Dat betekent dat kennis van en ervaring met regelgeving in verschillende lidstaten van belang blijft. Interessant is dat Oostenrijk de Verordening van overeenkomstige toepassing heeft verklaard voor `binnenlandse´ gevallen (§ 422 (3) EO). Dit betekent bijvoorbeeld dat de regeling van de rekeninginformatie in Oostenrijk ook in binnenlandse aangelegenheden kan worden gebruikt.

In Nederlands geldt in aanvulling op de verordening tot conservatoir beslag op bankrekeningen ten aanzien van een in te dienen verzoek de regeling van de verzoekschriftprocedure (art. 12 lid 1 Uitvoeringswet verordening Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen). In verband met de invoering KEI zal praktische ervaring moeten worden opgedaan qua indiening en verloop van de procedure (o.a. 30 a e.v. in verbinding met de artt. 261 e.v. Rv). Op de uitvoering van een Europees bevel tot beslag in Nederland zijn in aanvulling op de Europese regeling de regels van het conservatoire beslag (de artt. 700 e.v. en 718 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) van overeenkomstige toepassing verklaard (art. 2 lid 2 Uitvoeringswet verordening Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen). In Nederland voert de deurwaarder het beslag uit.

In Oostenrijk geldt als aanvulling op de verordening tot conservatoir beslag op bankrekeningen ten aanzien van een in te dienen verzoek de regeling van de (verzoekschrift)procedure van de Einstweilige Verfügung (EV) zoals onder andere geregeld in de Exekutionsordnung in de §§ 378 en 379 (3) EO. In Oostenrijk is in beginsel het Bezirksgericht Innere Stadt Wien voor de uitvoering van een beslag verantwoordelijk.

Het is voor de incassopraktijk te verwelkomen dat op Europees niveau bankbeslag mogelijk is gemaakt die naast nationale regelingen voor bewarende maatregelen geldt. Het is afwachten hoe effectief het middel wordt ervaren en of het veelvuldig zal worden ingezet.